Bij windpark Borssele 1&2 voor de Zeeuwse kust zijn kunstriffen aangelegd om de onderwaternatuur een boost te geven. Uit onderzoek van Wageningen Marine Research (WMR) blijkt dat kabeljauwen vaak te vinden zijn bij de kunstriffen en deze gebruiken als basis. Het gedrag van de kreeften laat een minder eenduidig beeld zien.
De onderzoekers noemen de eerste resultaten ‘veelbelovend’. Ook windparkontwikkelaar Ørsted en partner De Rijke Noordzee zijn blij met de nieuwe natuurontwikkeling. Ørsted heeft vanuit de ambitie om windmolenpark Borssele 1&2 natuurinclusief in te richten, vier kunstmatige riffen in het windpark geïnstalleerd. Ruben Dijkstra, managing director van Ørsted Benelux, legt uit: "Het is belangrijk dat offshore windenergie en ecologie hand in hand gaan. Ørsted zet wereldwijd innovatieve biodiversiteitsprojecten op om te testen, ervaring op te doen en te leren. Dit draagt bij aan het realiseren van onze ambitie om offshore windparken te bouwen die een netto-positieve impact hebben op biodiversiteit. Het is mooi om te zien dat de resultaten van ons biodiversiteitsproject in het windpark Borssele 1&2 veelbelovend zijn. Deze resultaten zijn openbaar en delen wij met de wetenschappelijke wereld."
Via zenderonderzoek bestuderen WMR-onderzoekers het gedrag van kabeljauw en kreeft onder water. Beide soorten hebben een voorkeur voor hard substraat zoals kunstriffen in hun directe leefomgeving. "We willen weten welke rol deze kunstmatige riffen spelen voor onze doelsoorten kabeljauw en Europese zeekreeft. Op die manier kunnen we uiteindelijk advies geven over het optimaliseren van deze impulsen voor de lokale biodiversiteit," aldus Benoît Bergès en Marcel Rozemeijer van Wageningen Marine Research. Er is gekozen om het gedrag van Atlantische kabeljauw (Gadus morhua) te bestuderen, omdat kabeljauw een sleutelsoort is: een belangrijke soort in het functioneren van het plaatselijke ecosysteem. Als het goed gaat met de kabeljauw, is dat een aanwijzing dat de riffen ook geschikt leefgebied zijn voor andere soorten vis, zee- en bodemleven. In juli 2021 zijn 45 Atlantische kabeljauwen voorzien van akoestische zenders (‘tags’) om hun bewegingen te volgen. In mei 2022 zijn de akoestische zenders teruggehaald en de data verzameld, waarna de zenders opnieuw zijn uitgezet. De verzamelde data geeft gps-coördinaten door de tijd heen. Daarmee werd het effect van de vier kunstmatige riffen duidelijk: Atlantische kabeljauwen voelen zich aangetrokken tot het rif en verblijven graag in de omgeving ervan.
In opdracht van de Rijke Noordzee zijn ook twaalf Europese zeekreeften (Homarus gammarus) voorzien van een zender en daarna uitgezet. De meeste kreeften waren al binnen een dag vertrokken. Een enkeling gebruikte een rif en de directe omgeving een paar dagen, maar migreerde daarna verder. Onderzoeker Marcel Rozemeijer legt uit hoe dat komt, “Kreeften stellen hoge eisen aan hun omgeving. Ze hebben een sterke voorkeur voor goede holletjes om zichzelf in te verschuilen. Daarnaast hebben ze veel voedsel nodig, wat ook eisen stelt aan de omgeving.” Opmerkelijk was wel dat de kreeften duidelijk langzamer liepen op en rond de riffen. “Ze waren mogelijk aan het foerageren. Als ze weer verder trekken over het open zand, lopen ze veel harder”, aldus Marcel Rozemeijer. De batterijtjes van de zenders zijn na een jaar leeg en bovendien vervellen kreeften regelmatig. Daarom werden in mei 2022 nog eens negentien lokaal gevangen kabeljauwen gezenderd, en twaalf nieuwe kreeften gezenderd en uitgezet. Deze nieuwe gegevens zijn begin 2023 uitgelezen en worden momenteel geanalyseerd. Het onderzoek loopt tot eind 2023.